Onthouden van eerder geleerde kennis
Sleutelwoorden:
- vertel na
- onthoud
- herinner
- herken
Stijgen en dalen’ of ‘Waar niet waar’
Alle kinderen hebben een gekopieerde plaat van het boek. De leerkracht stelt een inhoudsvraag en de kinderen beantwoorden de vragen door de coöperatieve leerstrategie ‘Stijgen en dalen’ of ‘Waar niet waar’.
Uitbreiding: De kinderen die een vraag bevestigend kunnen beantwoorden, wisselen van plaats. De platen worden doorgegeven na een aantal vragen.
Tekststructuur
Gekopieerde platen van het boek
- Gekopieerde platen van het boek worden gezamenlijk over drie hoepels verdeeld: begin, midden en eind van het verhaal. Wat gebeurt er aan het begin van het verhaal? Wat gebeurt er aan het eind? Wat gebeurt er in het midden?
- De gekopieerde platen worden op volgorde gelegd. Wat gebeurt eerst? Wat gebeurt daarna?
- Een aantal kinderen krijgen een gekopieerde plaat. Samen overleggend gaan ze in een rij staan. Wat gebeurt eerst, wat gebeurt daarna?
Navertellen door ‘Tweepraat’
Per tweetal hebben de kinderen een gekopieerde plaat van het boek. Om de beurt vertellen de kinderen elkaar wat er op de plaat te zien is en wat er gebeurt.
Navertellen bij de Verteltafel
Twee kinderen gaan het prentenboek ‘voorlezen’ aan elkaar. Als hulpmiddel krijgt de voorlezer een pictogram van een mondje en de luisteraar een pictogram van een oortje.
Navertellen met een tekening
De kinderen maken een tekening over (een deel van) het verhaal. De leerkracht schrijft bij de tekeningen wat de leerlingen vertellen. Het is hierbij belangrijk dat de leerkracht doorvraagt! Daarna worden in de kring de tekeningen besproken en kan er een boekje van gemaakt worden.
Navertellen met een woordveld
De kinderen noemen een aantal belangrijke gebeurtenissen/ personen uit het boek. De leerkracht tekent en schrijft dit op een groot woordveld. Na afloop kunnen kinderen die dit leuk vinden bij de woorden kleine tekeningetjes maken.